Van Panhuys


Vanzelfsprekend dient hier aandacht geschonken te worden aan de gebeurtenis op 6 november 1907, bijna 100 jaar geleden. Aan de orde komen : de feiten in het kort, de relatie van de familie Van Panhuys met de inwoners en de consequenties van de ramp voor de gemeente Leek.

Ook aandacht voor minder bekende zaken, mede doordat wij onlangs de beschikking kregen over krantenknipsels, correspondentie van en over Van Panhuys e.d., vooral afkomstig van Geert Oosterhuis, geboren te Tolbert, in 1907 gemeentesecretaris in Leek, en later burgemeester van Marum.
Dat de ramp uit 1907 nu aandacht krijgt heeft te maken met de expositie De koets van Van Panhuys, een droevige historie die in het Nationaal Rijtuigmuseum op Nienoord tussen april en oktober 2007 te zien is was.

De feiten

A. betreffende de familie Van Panhuys

Bij Koninklijk Besluit van 28 augustus 1814 kreeg Abraham van Panhuys van Koning Willem I de erfelijke titel jonkheer. Hij werd geboren in Maastricht, maar ging in 1801 naar de stad Groningen waar hij werd aangesteld als rentmeester. Een van zijn 6 kinderen was Ulrich Willem Frederik, geboren in Groningen op 5 februari 1806. Deze Ulrich huwde Wendelina Cornera baronesse Von Innhausen und Kniphausen, geboren te Leek op 9 november 1805. Zij was de dochter van Haro Casper baron Von Innhausen und Kniphausen en Susanna Elisabeth Alberda van Bijma en Bloemersma en de zus van Ferdinand Folef, bijgenaamd 'de dolle jonker''.

Uit dat huwelijk werden in totaal 8 kinderen geboren waaronder als vierde kind en tweede zoon Johan Emilius Abraham van Panhuys. Hij werd op Nienoord geboren 17 oktober 1836 en huwde eerst jonkvrouw Catharina Johanna van Sminia. Uit het huwelijk werden 4 kinderen geboren waaronder één zoon die de naam Hobbe kreeg. Na het overlijden van Wendelina in 1878 werd 'de gemeenschap van winst en verlies' die er sinds haar huwelijk met Ulrich van Panhuys had bestaan als gevolg van de huwelijkse voorwaarden verdeeld onder de kinderen. Ulrich kreeg vervolgens het vruchtgebruik over de bezittingen van zijn overleden vrouw. Hij overleed in 1882. Pas na het overlijden van Ferdinand Folef baron Von Innhausen und Kniphausen op 23 november 1884 te Groningen werd Nienoord en het erbij behorende bezit verdeeld.

Op 12 januari 1886 kreeg Jhr. Johan Emilius Abraham van Panhuys de borg Nienoord en een aantal andere bezittingen uit de erfenis. Deze Abraham van Panhuys was na raadslid en wethouder in de gemeente Rauwerderhem in Friesland op 23 maart 1864 burgemeester van Tietjerksteradeel geworden. Het gezin verhuisde naar Bergum, de hoofdplaats der gemeente. Op 11 september 1880 werd hij burgemeester van de stad Groningen en daar startte hij in 1881 de bouw van een villa aan het Hereplein. In Groningen overleed in 1882 zijn eerste vrouw. In 1883 werd hij Commissaris des Konings in Groningen. Op 27 november 1884 (dus binnen een week na het overlijden van zijn oom) hertrouwde hij met Trijntje Looxma, de weduwe van Maarten Daniël de Blocq van Scheltinga.

Na het verkrijgen van een deel van de erfenis van de familie Von Innhausen und Kniphausen liet hij op een deel van de oude fundamenten een nieuw Nienoord bouwen, later met enige uitbreidingen. In 1893 werd Abraham commissaris der Koningin in Overijssel. Van 1893 tot 1896 was hij vice-president van de Raad van State. In 1897 werd hij Minister van Staat. Sindsdien woonde hij definitief op Nienoord. Al met al vervulde Abraham 'hoge ambten'.

De enige zoon, Hobbe, geboren te Bergum (vandaar een lied in de Bergumer krant!) op 19 november 1868 huwde te Leek op 5 augustus 1892 met Elske de Blocq van Scheltinga, een nichtje van zijn stiefmoeder. Dat gebeurde op Nienoord.

Hobbe en Elske kregen 6 kinderen van wie er 4 jong overleden. Hobbe werd in 1896, na gemeentesecretaris in Bennebroek geweest te zijn, benoemd tot burgemeester-secretaris van de gemeente Leek. In 1898 werd hij bij Koninklijk Besluit van 28 juni 1898 eervol ontslagen als secretaris der gemeente Leek. Sindsdien heeft de gemeente Leek een burgemeester en een gemeentesecretaris. Vóór 1898 waren die functies gecombineerd in één persoon. Hobbe en zijn gezin woonden op Klein-Nienoord, een villa die later tot gemeentehuis werd verbouwd en thans het voorste gedeelte daarvan uitmaakt.

De twee kinderen van Hobbe en Elske die de ramp van 1907 overleefden waren:

  1. Jhr. Johan Emilius Abraham van Panhuys (Bram), geboren op 6 juli 1894 te Bennebroek en overleden 13 juni 1960 te Cambridge (V.S.), zijn urn werd bijgezet op het kerkhof te Midwolde, in het familiegraf.
  2. Jkvr. Anna Susanna Hermina van Panhuys (Anneke), geboren op 5 december 1901 te Leek en overleden 6 juli 1978 te Haarlem.

Deze kinderen werden opgevoed en groot gebracht door de oudere ongetrouwde zus van Hobbe: Ernestine Suffrida van Panhuys, geboren te Bergum 18 juli 1866 en overleden te Wassenaar 20 mei 1940.

B. van het ongeluk op 6 november tot en met de begrafenis op 11 november 1907

Hobbe en Elske waren op 6 november 1907 naar Groningen gegaan om daar samen met zijn ouders die met de trein uit Leeuwarden kwamen te dineren bij de burgemeester van Groningen Jhr. Tjarda van Starkenborch Stachouwer. Na afloop van het diner ging de familie met de huisknecht Meindert van Wijk en de koetsier Wouter Meijer in de koets terug naar Midwolde. Het was erg mistig die avond en de berm was gevaarlijk. De koetsier adviseerde de familie om via Peize en Roden te gaan, maar het was al laat en Van Panhuys wilde via de kortste route. De koets raakte te water bij het tolhuis vlakbij de gemeente Hoogkerk. De inzittenden konden zich niet uit de koets bevrijden, de koets zat op slot en de huisknecht kwam met de sleutel onder de koets terecht. Slechts de 62-jarige koetsier kon zich redden via een ladder die door buurtbewoners was gelegd tussen de walkant en de wielen van de koets.

De vijf lijken werden naar het Academisch Ziekenhuis te Groningen gebracht. De kranten stonden 'bol' van de ramp. Het Nieuwsblad van het Noorden, de Provinciale Groninger Courant en natuurlijk het Advertentieblad voor Leek en omstreken, de voorloper van de latere Leekster Courant, berichtten uitvoerig over het gebeurde en over de familie Van Panhuys. Op de dag van de begrafenis verscheen zelfs een extra nummer van het Advertentieblad!

Zaterdag 9 november werden de lijken naar Nienoord vervoerd. "Overal waar de droeve stoet langs trok, zag men de bevolking naar buiten treden...". De vader van Meindert van Wijk te Tolbert wilde graag dat zijn zoon te Tolbert werd begraven.

Zaterdag werd ook een buitengewone raadsvergadering gehouden. De loco-burgemeester, de heer E. A. Reijntjes verzocht na opening aan de secretaris, de heer G. Oosterhuis, enige woorden te spreken naar aanleiding van het droevig ongeluk. Tijdens de toespraak stonden alle aanwezigen. Hierna werd besloten de familie Van Panhuys een 'brief van rouwbeklag' te sturen en op elk der vijf kisten een 'krans van levende bloemen' te leggen, terwijl de raad in zijn geheel zich bij de stoet zal aansluiten. Bovendien werd de heer L. de Graaf tot tijdelijk wethouder benoemd.

Op zondag 10 november werd een speciale godsdienstoefening gehouden in de Nienoordse kapel te Leek. Ds. H. Cannegieter was de predikant en hij hield eerst een gedachtenisrede. Daarna ging de preek over 1 Samuël 20:3 waar David tegen zijn hartsvriend Jonathan zegt "...daar is maar eene schrede tusschen mij en tusschen den dood!"

Op maandag 11 november 2007 vonden de begrafenissen plaats. De scholen hadden vrijaf gekregen en van veel gebouwen hing de vlag halfstok.

's Ochtends werd Meindert van Wijk te Tolbert begraven. Naast de lijkwagen vier dragers met mooie kransen o.a. van Nienoords personeel en het bestuur der gemeente. Vele familieleden en belangstellenden waren aanwezig. Te Midwolde was een enorme massa mensen samengekomen. De gemeente Leek had verzocht om extra politie- en marechausee-inzet en gekregen.

Om 15.00 uur luidde de klok van Nienoord. Er waren vier lijkkoetsen met in elk een kist waarop vele bloemen lagen. De dragers en de opzittenden van de koetsen en hun zoons van het landgoed Nienoord droegen, naast de koetsen lopend, eveneens vele bloemen, zoals vier van koningin-moeder Emma, vier van het Leekster gemeentebestuur, twee van de inwoners van Midwolde, een van de harddraverijvereniging te Groningen, een van de graaf en gravin Van Limburg Stirum, een van het Leeksterbloempje, van het onderwijzend personeel van Leek, van de Israëlitische gemeente te Leek, enzovoort enzovoort, meer dan 70 samen! Achter deze stoet liepen o.a. vertegenwoordigers van de koningin-moeder, familieleden, de burgemeester van Groningen, de commissaris van de koningin in Groningen, dr. W. Mansholt uit Tolbert, ds. Cannegieter en notaris Kingma uit Leek. Vervolgens voegden zich bij de stoet leden van de eerste kamer, leden van de academische senaat, leden van gedeputeerde staten, leden van provinciale staten, leden van de gemeenteraad van Groningen en Leek, de gemeentesecretaris, de besturen van de hervormde, israëlitische en gereformeerde kerk , enzovoort. Langs de route stonden honderden en honderden mensen met onbedekt hoofd. Precies om 16.00 uur was men bij de kerk en werden de kisten grafwaarts gedragen. Bij het graf werd gesproken door een vertegenwoordiger van de koningin, de commissaris der koningin in Friesland en namens de familie door de heer De Blocq van Scheltinga.

Daarmee was de plechtigheid afgelopen. Een aantal belangstellenden ging de familie vervolgens op Nienoord condoleren. Anderen vertrokken in rijtuig of anderszins. Eén rijtuig met vier mensen erin ging door het loslaten van de disselboom aan de haal. Voor de honderden fietsers die op de weg waren was dit gevaarlijk, maar alles liep goed af. Ook de inzittenden liepen geen letsel op. Een vrouw verloor haar fiets bij het ongeval.

De relatie tussen Van Panhuys en de inwoners van de gemeente Leek

Het moet voor de inwoners van met name Midwolde en Leek, maar ook voor de overige inwoners van de gemeente veel hebben betekend dat de familie Van Panhuys op Nienoord kwam te wonen.

Vanaf de Franse tijd (1795-1813) was Nienoord sterk in verval, niet alleen de bezittingen, maar ook de borg zelf. Eigenlijk al vóór die tijd toen Nienoord in de 18e eeuw werd bestuurd vanuit Ulrum. De inkomsten verminderden door het wegvallen van de 'heerlijke' rechten en de turf bracht minder op, terwijl de kosten voor o.a. het verkrijgen van de turf aanzienlijk waren toegenomen. Delen van het huis werden afgebroken en de stenen verkocht. Weliswaar hield Ulrich van Panhuys vanaf Lindenstein een oogje in het zeil maar ook hij kon het verval niet tegenhouden. Na de gedeeltelijke afbraak en de brand resteerde slechts een ruïne. Pas door de komst van Abraham van Panhuys in 1886 en de bouw van een nieuw Nienoord kwam er verbetering. De nieuwe bewoners kenmerkten zich als voor de lokale gemeenschap zeer meelevende mensen. Niet voor niets noemden de inwoners hen met ere de 'oude mijnheer en mevrouw' en 'vernamen zij (Van Panhuys - SH) dat hulp noodig was, dan werd die verleend'. Allerlei mensen in Leek en omgeving vonden werk op Nienoord, zo werd de boerderij op het erf verplaatst naar Oosterheerdt en het oude gebouw werd de koetsierswoning waarin Wouter Meijer kwam te wonen. Meindert van Wijk werd aangetrokken als huisknecht.

Als inkomstenbron voor de gemeente Leek was de familie Van Panhuys ook niet onbelangrijk. Bij het begrotingstekort van de gemeente Leek werden de inwoners elk jaar via een hoofdelijke omslag op basis van het geschatte inkomen aangeslagen om het tekort aan te vullen. In 1902 bijvoorbeeld bedroeg het geschatte inkomen van Jhr. J.E. A. van Panhuys, Minister van Staat, fl. 95.000,- en moest hij fl. 5.820,03 belasting betalen aan de gemeente Leek. Zijn zoon, Hobbe van Panhuys burgemeester van Leek, had een geschat inkomen van fl. 8.500,- en moest fl. 497,79 betalen. Een arbeider en middenstander verdienden in die tijd amper fl. 400,- per jaar. Het was de tijd van de grote inkomensverschillen.

Bekend is dat Nienoord 'heer en meester' in de gemeente Leek was. Na de Franse tijd waren de 'heerlijke rechten' vervallen en was veel van het bezit om allerlei redenen inmiddels verkocht, maar het bezit was nog steeds 'aanzienlijk'. Eén van de zaken die door de familie Van Panhuys bij testament in 1904 werd geregeld was dat de kapel te Leek werd overgedragen aan de hervormde gemeente te Midwolde-Leek, dat de kerkenraad het recht van unicus collator ter benoeming van de predikant van Midwolde-Leek kreeg en dat het monumentale graf in de kerk te Midwolde als monument werd overgedragen aan de Staat der Nederlanden. Een en ander is een voorbeeld voor 'families met bezit' om eigendommen 'om niet' te vergeven die niet door eigen 'verdiensten' werden verkregen.

Vroeger werden liedjes gemaakt over belangrijke gebeurtenissen, zo ook bij de dood van de familie Van Panhuys. Het volgende lied was afkomstig van de 84-jarige mevrouw Veenstra te Meppel en kon gezongen worden op de wijze van: Achter bij het kloosterboompje; aldus de Leekster Courant van 22 augustus 1974.

Vrolijk gingen zij dineren
Bij de burgemeester in de stad
Zouden helaas niet wederkeren
Wijl de dood hun weg betrad.
Rustig in een fraaie kamer
Zaten zij blij met elkaar
Praten over alle zaken
Zo van thans als vroeger jaar.

Daarna kwam de tijd van scheiden
Met een leuke vriendschapspreek
En toen zijn ze saam vertrokken
In een rijtuig naar de Leek.

Arme ouders, brave lieden
Wie had zo uw eind verwacht
Gij die voor elk in de wereld
Steeds het leed zo hebt verzacht.

Daarom willen wij u gedenken
Steeds een eer die elk u gaf
In de hoop dat gij zult rusten
Jarenlang met vree in ’t graf.

Uit uw heengaan ziet men weder
Dat het leven is kort en broos
Laat ons daarom kalmpjes leven
Voor men komt in kist of doos.

De koetsier en ook de huisknecht
Beiden wisten goed het pad
Maar helaas zijn ze met elkander
Gereden in het koude nat.

Ook voor de inwoners van het Friese Bergum en omstreken werd een gedicht, in het Fries, gepubliceerd in de Bergumer Courant door Wigger Arnoldus van der Meulen: 'St. Martensdei op 'e Lieke'. De begrafenis vond immers plaats op Sint Maartensdag, 11 november.

De consequenties van de ramp voor de gemeente Leek

Na de ramp op 6 november 1907 raakte Nienoord weer onbewoond. Later werd het huis verhuurd aan verschillende bewoners en was er o.a. een soort natuurhistorisch museum met opgezette dieren. In 1950 werd de gemeente Leek eigenaar van de borg en nu is er het Nationaal Rijtuigmuseum gevestigd. Bovendien vonden er restauraties plaats en werd de expositieruimte aanmerkelijk uitgebreid.

De gemeente verloor plotseling haar burgemeester. Het huis van Hobbe en Elske van Panhuys, Klein Nienoord, werd al in 1908 verkocht aan de huisarts Dr. Mansholt en later verkocht aan en bewoond door de burgemeester Renne Lammert Dijkhuis. Het heette toen Huize De Hulst en stond in Midwolde! Thans maakt het vroegere woonhuis onderdeel uit van het gemeentehuis te Leek. Ook de inboedel van Nienoord en Klein Nienoord werd verkocht, bij publieke verkoping in april 1908. Van te voren had Dr. Mansholt met de familie over enkele bezittingen al een en ander geregeld!

Een aantal inwoners dacht dat de gemeente Leek in grote financiële problemen zou raken. Aan inkomsten miste de gemeente nu immers meer dan fl. 6.000,-!

Minder belastingopbrengst zou mogelijk kunnen betekenen dat andere inwoners meer zouden moeten betalen. De gemeente had in die tijd een belastingschuld van fl. 65.000,-. Weliswaar had ze in 1906 een batig saldo van fl. 9.000,- en dat diende tot schulddelging. Nu de inkomsten minder zouden worden zou de schulddelging minder snel gaan, zo berichtte het Advertentieblad voor Leek en omstreken op 22 november 1907. Wel hoopte het blad dat de koningin spoedig een bekwame burgemeester zou benoemen. In 1908 werd Renne Lammert Dijkhuis als zodanig benoemd.

Naar aanleiding van de treurige ramp besloot de rederijkerskamer "Ons Genoegen" tegen de kerstdagen 1907 geen voorstellingen te geven.
Het bestuur van de Vereniging voor Vreemdelingen Verkeer te Leek gaf na het overlijden van Jhr. J. E. A. van Panhuys opdracht aan de glazenier Frans Nicolas te Roermond een herdenkingsraam te maken dat geplaatst moest worden in de kerk te Midwolde. Dat vond plaats in 1912 toen de kerk ook een restauratie onderging. Opvallend is dat de ramp vaak herinnerd werd, bijvoorbeeld middels een herdenkingsdienst in 1932, en ook steeds weer aandacht in de pers kreeg, tot op heden!

Meer over van Panhuys: Een snelle carrière, een tragisch einde